Ons kleine meisje; rust zacht lieve Spekkie

Lieve Spekkie, kun je je nog herinneren wanneer we elkaar voor het eerst zagen? Het was op een vrijdag; kort nadat we je voorganger, terror hamster Sniffles, weer hadden teruggebracht naar de dierenwinkel. In tegenstelling tot je voorganger vond jij het prima om vastgehouden te worden. Je was tenslotte gewend geraakt aan het dochtertje van de fokster, met haar kleine knijphandjes. Zelfverzekerd als je bent, wist je gelijk de aandacht op jezelf te vestigen door je wanginhoud te legen op de hand van Paul. Het is dat je niet kan praten, anders had je op dat moment waarschijnlijk iets gezegd in de trant van: “Kijk eens hoeveel eten er in mijn wangetjes past! Knap he?”

We waren op slag verliefd op je en jij misschien ook wel op ons. Eenmaal thuis was het eventjes wennen. Voor jou; in je nieuwe kooitje en in een nieuwe omgeving, maar ook voor ons. Door de tijdsduur van onze knuffelsessies met elke dag iets te verlengen raakten we steeds meer gewend aan elkaar en werden we zowaar ‘een gezinnetje’, waarin jij onze kleine meisje was.

Een brutaal meisje wel, want hoewel het soms leek alsof je het verstand van een doperwt had, wist je dondersgoed wat je wel en niet moest doen om tóch nog een extra snoepje te krijgen. Schattig kijken en om aandacht vragen kon je als de beste. Weet je nog al die keren dat je helemaal naar boven bent geklommen om te laten zien hoe sterk je wel niet was? En maar knagen aan de tralies. “Ik wil meer snoepjes!” Dat je vervolgens naar beneden viel, deed je niks. Je klom gewoon weer naar boven. Je vond het zelfs een goed idee om je ook van de bank af te laten vallen. Dat het die ene keer een beetje pijn deed weerhield je er niet van om het gewoon nog een keer te doen. We hebben toen maar een kussen voor je neergelegd zodat je iets zachter terecht kwam, waarna je vervolgens alleen nog maar van de bank af wilde rennen omdat je het zo leuk vond, weet je nog? Gekkie.

Je was ook een eigenwijsje die niet snel opgaf. Hoe onmogelijk het ook leek om het houten stokje via het (meermaals kapot gebeten) laddertje mee naar boven te nemen voor in je kokosnoot; je gaf niet op. Zelfs als je voor de zesde keer met stokje en al weer naar beneden geknikkerd was, rende je gewoon met het stokje nog in je bekkie een rondje, om het nog een keer te proberen. En gek genoeg lukte het je dan ook nog en stonden wij vervolgens vol verbazing en trots naar je te kijken. Daarna plofte je welverdiend neer in kokosnootje, terwijl je naar buiten lag te turen en ons een beetje in de gaten hield. Tukkie doen, beetje eten, beetje spelen en weer verder slapen. Leventje hoor.

Toen we op dinsdag opeens een bobbeltje ontdekte aan de zijkant van je lijfje dachten we eerst dat je weer eens indruk probeerde te maken. “Kijk eens, ik kan nog steeds heel veel eten. Mijn wang zit helemaal vol.” Maar toen de bobbel er de volgende dag nog steeds zat en ik mij steeds meer zorgen begon te maken, zaten we diezelfde avond nog bij de dierenarts. En dat vond je maar niks, hè? Ik zal je koppie nooit vergeten toen de arts in je lichaampje kneep met zijn (voor jou) veel te grote handen en concludeerde dat de (toen nog) tumor toch wel erg groot was. Je oogjes die zelfs een beetje uitpuilden spuwden vuur en dat heb je hem ook goed duidelijk gemaakt door je tandjes vol overgave in zijn hand te zetten. Zo doen we dat; letterlijk van je afbijten. Ik ben trots op je.

Je zou gelijk op vrijdag geopereerd worden zodat je “er dan weer een jaartje tegenaan kon”. Vrijdag werd helaas zaterdag en daardoor hebben we toen anderhalve dag niet bij elkaar kunnen zijn. Je wilt niet weten hoe blij en opgelucht ik was toen ik eindelijk het telefoontje kreeg met het nieuws dat je de operatie had overleefd en dat we je weer op mochten halen. De tumor bleek een cyste te zijn en of we je nu hadden laten opereren of niet; het was sowieso een tijdbommetje geweest. We schrokken toen we je voor het eerst zagen na de operatie. Stilletjes lag je in mijn handen terwijl we weer naar huis reden. Je veilige vertrouwde thuis. Sterk, maar toch ook zo zwak hinkte je daar rond in de met handdoeken bedekte kooi. Even geen kokosnootje, bodembedekking om in te graven en andere speeltjes. Eerst maar eens lekker slapen, herstellen en weer op kracht komen.

Tijdens het toedienen van de medicatie gaf je je volledig over. Je vond het allemaal wel best. Och meisje, wat was dat lastig om te zien. Zo klein. Zo fragiel. Medicatie en water vond je prima, maar het eten bleef uit. Uit pure wanhoop hebben we maar een aardbei gepureerd om ervoor te zorgen dat je toch iets van suikertjes binnen zou krijgen. Want ondanks dat je je etensbakje wist te vinden en aanstalten leek te maken om te gaan eten, kreeg je niks binnen. Het instinct was er, maar de kracht niet meer. En zo troffen we je ruim 24 uur na de operatie slapend in je etensbakje aan. Je lijfje was er klaar mee. De energie was op. Ademen deed je nog, maar ik zag aan je dat je niets liever wilde dan beginnen aan je eeuwige slaap. We hebben je nog even vastgehouden, lieve woordjes tegen je gefluisterd en met je geknuffeld terwijl de tranen over mijn wangen stroomden.

Ons kleine meisje; rust zacht lieve Spekkie

Ons kleine meisje. Je hebt keihard gevochten en alles gegeven wat je in je had.
We gaan je zó ontzettend missen. Vaarwel lieve Spekkie, rust zacht.